Hoeveel moois wil je bij elkaar hebben?
Op woensdag 2 juli vertrokken we in alle vroegte naar Frankrijk. Chauffeur John en reisbegeleider Fons Goris hadden het prima voor elkaar. Met enkele stops liep alles goed totdat we probeerden Parijs voorbij te komen. Daar deden we over 20 kilometer bijna anderhalf uur. Nadat onze chauffeur John naar het hotel in Tours gebeld had (“we komen echt hoor”) kwamen we ietwat verlaat op onze bestemming. Britthotel Cheops in Tours zou een prima uitvalsbasis blijken voor onze tochtjes naar en langs de kastelen aan de Loire. Schone kamers ietwat eenvoudig eten en voldoende vloeibare versnaperingen.
De tweede dag van onze tocht voerde meteen naar het grootste kasteel van Frankrijk, Chambord. Een kasteel met honderden kamers, dito schoorstenen en enkele vernuftige bouwkundige oplossingen. Dit alles gelegen in een jachtpark van enkele duizenden hectaren. Een beetje overdone, maar wel indrukwekkend en fraai om te zien.
De derde dag bracht ons naar het kasteel van Angers. Geen gebouw van fraaie architectuur, maar een vesting om U tegen te zeggen. Het fort heeft 17 massieve torens met dito muren en bleek tijdens de Franse Revolutie bestand tegen kanonnenvuur van opstandelingen. Maar de mooiste schat daar was toch een waarlijk gigantisch wandtapijt uit de middeleeuwen dat onder de naam: ”Apocalypse van Angers bekend staat en taferelen uit de Apocalyps van Johannes bevat.
De dag erna bracht ons nog meer in contact met het vrome verleden tijdens een bezoek aan de Abdij van Fontevraud. Een eindeloos complex waar ooit 3000 kloosterlingen woonden. In de namiddag bezochten we het pareltje van de Loirekastelen: Azay le Rideau, uitermate idyllisch gelegen in de rivier de Indre. Gezeten in de schaduw van die kasteeltuin met een glas bier kwam bij mij de ware betekenis van de uitdrukking “La Douce France” binnen. Beter en aangenamer wordt het niet.
Op zondag moesten we ons zelf vermaken. Het fraaie weer was over, maar tussen wat buien door trokken we Tours in. Daar zagen we een zeer mooie gotische kathedraal en lunchten we voortreffelijk in een restaurantje dat gedreven werd door een paar vrouwen die hun zaak met veel gevoel voor understatement “Les Canailles” hadden gedoopt. Ofwel “de Krengen”’…
De tevredenheid van allen bleek zondagavond na het diner toen Fons Goris het hotelpersoneel bedankte en massaal “Merci Beaucoup”, riepen nadat Fons de afgesproken “Un, deux, trois” had geroepen.
In de regen vertrokken we naar Compiegne. Parijs stikte weer van de files, maar door er aan de westkant omheen te rijden wist chauffeur John veel tijd te besparen.
Onze slotdag bood ons een hoogtepunt in de vorm van de kathedraal van Reims. Ik heb veel gotische kathedralen bezocht, maar die van Reims is toch met recht benoemd tot een van de mooiste van Europa. Tevreden soesden we weg in de bus tot het slotdiner bij de Kaasboerin in zicht kwam. Fons Goris sprak een bedankje uit aan de chauffeur. De kermis hadden we gemist, maar daar stond een fijne reis naar de Loire tegenover. Ik zou zo weer gaan….
Willem van Beerendonk